De grondverf van de school

Leerlingen uit het basisonderwijs bevraagd door schoolleiders. verschenen in tijdschrift Schoolbestuur, jaargang 23, nummer 9, november 2003, geschreven door Peter Gramberg

De Willemsparkschool in Den Haag is een vrij kleine school – ongeveer 150 leerlingen – met een gevarieerde bevolking. Kinderen die in de buurt wonen, maar ook kinderen van ouders die in de omgeving van de school werken op één van de vele kantoren in de statige Archipelbuurt. Een aantal jaar geleden is men hier begonnen met adaptief onderwijs, wat wil zeggen dat het onderwijs wordt aangepast aan de behoeften van de kinderen. Klinkt leuk, maar de vraag was wel hoe dat moest. Leerkracht Elly van Bentem: ‘We wilden van het klassikale onderwijs af. We zagen erg grote verschillen tussen de niveaus. Kleuters werkten wel zelfstandig, maar in groep drie moest dan alles ineens weer klassikaal. Via via kwamen we uit op vraaggericht werken. Dat leek ons wel wat.’

De training ‘luisteren naar leerlingen’ van bureau Wesp uit Voorhout is het begin geweest. Directeur Rob Pinkse van de school is erg enthousiast over deze training. ‘Elly en ik zijn samen opgeleid tot trainer. Het hele team is door ons inmiddels geschoold. Ook het ondersteunende personeel zoals de conci ë rge en de administratief medewerkster. En dat waren mijn beste studenten. Heel gemotiveerd en betrokken. En bovendien niet ‘gehinderd’ door de bagage van de leerkrachten. Voor sommige leerkrachten is het namelijk best moeilijk om hun houding te veranderen. Je bent toch gewend dat jij juist de kennis hebt en dat je die kennis weet over te brengen. Om dan te zeggen: ‘ik weet niets en ik luister naar wat jij me te zeggen hebt’ is een behoorlijk grote stap. ‘Sommige leerkrachten reageerden daarom voorspelbaar. Zij vroegen zich af: moeten kinderen ons nu de les gaan voorschrijven? Pinkse: ‘Maar dat is helemaal niet de bedoeling van vraaggericht werken. Het gaat om luisteren naar wat leerlingen te zeggen hebben. Wat is hun beleving van het onderwijs? Wat vinden zij goed en wat niet? Met die gegevens ga je dan aan de slag.’

Er is een aantal zaken al behoorlijk veranderd op onze school. Van Bentem: ‘Zoals de handvaardigheid lessen. Die liepen niet lekker, aangezien wij geen apart lokaal daarvoor meer hebben. De leerkracht heeft alle spullen op de gang, maar haar mogelijkheden zijn vrij beperkt. Dat is nooit goed aan de leerlingen uitgelegd. Ook de hulp van de juf werd als onbevredigend ervaren. Nu zetten leerlingen hun naam op het bord en geeft de juf de hulp in de volgorde van het bord. Omdat kinderen dat idee zelf hebben aangedragen, zullen ze de regel makkelijk accepteren. En als kinderen niets zeggen, dan kan een juf ook niets ruiken. Die merkt alleen dat leerlingen haar lessen niet leuk vinden en dat werkt ook demotiverend voor beide partijen.’

Betrokken

Het overblijven, het gebruik van de speelpleinen en de aanschaf van speelgoed zijn andere onderwerpen van gesprek geweest. In de nabije toekomst zullen de leerlingen intensief betrokken worden bij de nieuwbouwplannen van de school. Van Bentem: ‘Ook het bedenken van regels laten we meer aan de kinderen zelf over. Ze zijn daartoe uitstekend in staat. Dat bleek bijvoorbeeld bij het gebruik van het dartbord. De kinderen hebben zelf om het dartbord gevraagd en het met toestemming aangeschaft. De leerkracht was wel wat huiverig voor pijltjes gooien door de klas. Maar dankzij de regels van de kinderen gaat dat prima. Hetzelfde geldt voor het opstellen van een protocol tegen pesten. Leerlingen hebben aangegeven wat ze wel en niet moeten doen. Ook de straffen hebben ze zelf bedacht. En die zijn hard hoor! Die hadden we waarschijnlijk zelf niet durven bedenken. Wc’s schoonmaken, strafregels, strafwerk. D á t vinden kinderen pas goede straffen. En het effect? Volgens sommigen is het pestprotocol zelfs niet meer nodig. Hoewel ik dat met het laatste niet helemaal eens ben. Maar feit is wel dat er minder agressief en pesterig met elkaar wordt omgegaan.’Pinkse: ‘En zo gaat het met vele onderwerpen. We hebben nu ook op school het kinderpanel ingevoerd. Het kinderpanel is een specifiek clubje leerlingen met als doel om gestructureerde informatie over de gang van zaken op school te krijgen. Het is indertijd als experiment opgezet om kinderen meer bij de school te betrekken. Kinderen konden zichzelf opgeven. Maar aangezien de hele klas zich opgaf, hebben we toch moeten loten. Er zijn kinderen bij die veel zeggen, maar ook kinderen die heel goed luisteren. Zo is er een jongetje dat niet zo actief lijkt te participeren, maar als je iets aan hem vraagt, geeft hij een heel goede reactie. Dat soort kinderen moet ook een plek hebben in het panel. We streven in elke groep een panel na.’

De agenda wordt in principe bepaald door de kinderen. Pinkse en Van Bentem geven aan dat zij slechts begeleiders zijn. Ze spelen een rol op de achtergrond en luisteren goed mee, zodat ze iets met de verhalen van kinderen kunnen doen. Van Bentem: ‘Als leerlingen alleen maar lopen te klieren, omdat ze de les niet interessant vinden en niet gemotiveerd zijn, kun je door het vraaggericht werken de leerlingen motiveren. Er ontstaat een prettiger sfeer, waardoor leerkrachten het ook prettiger vinden. Juist omdat er beter naar kinderen geluisterd wordt, snappen ze dat ze ook op hun beurt naar de leerkracht moeten luisteren. Als vroeger kinderen elkaar per ongeluk in de gang aanraakten, was er al ruzie. Dat is nu veel minder. Zo ontstaat ook een veilige school, waarin kinderen spontaan durven te zeggen wat hen bezighoudt. En het belangrijkste: leerlingen ervaren dat het h ú n school is.’

En hoe gaat met het team? De scepsis wat voorbij? Volgens Pinkse en Van Bentem hebben sommigen een soort aha-erlebnis. Dingen vallen op hun plaats. Ze zeggen: ‘dat ik dat niet eerder te weten ben gekomen.’ Er komt volgens hen veel uit. Van Bentem: ‘Met eigenlijk een paar simpele handvaten krijg je al gauw een schat aan informatie. Naarmate we langer met vraaggericht werken bezig zijn, zijn leerkrachten ook beter in staat om door te vragen en te luisteren. Ook ouders moesten er wel even aan wennen. Er waren op zich geen bezwaren van ouders. Terwijl er soms toch echt schrijnende dingen naar boven komen. We spreken af met het individuele kind hoe we met die informatie omgaan. Soms zullen we misschien aan een kind uit moeten leggen waarom we toch actie ondernemen.’ Pinkse: ‘Daar moet je natuurlijk waanzinnig voorzichtig mee omgaan. Het vraaggesprek is gebaseerd op vertrouwen en dat mag je absoluut niet beschamen. Dan is alle vertrouwen weg en hoor je verder nooit meer iets van dat kind.’

Natuurtalenten

Leerlingen interviewen ook elkaar. Niet iedereen is daar geschikt voor, maar er zitten volgens de directeur echt natuurtalenten tussen. ‘ Open vragen, doorvragen. Dat zit er helemaal in bij die jongen. We vragen wie wil interviewen, maar we gaan niets opleggen. Als een kind niet wil, kun je bijvoorbeeld eens kijken of hij wel als observant erbij wil zitten. Dan hoeft dat kind zelf niets te doen, maar kan het toch de sfeer proeven. En misschien wordt hij of zij dan zelf ook nog enthousiast.’

Is er naast al die positieve ervaringen nog iets tegengevallen aan het vraaggericht werken? Van Bentem: ‘ Vooral tijdgebrek en de fysieke ruimte om te interviewen. Als er spontaan een interview ontstaat, dan is er meestal niet snel een lokaal beschikbaar waar men zich even kan terugtrekken. Aan de andere kant lukt het steeds beter om snel tot de kern te komen. Een introductie van een kwartier is meestal niet meer nodig.

Basisschool Willemspark maakt deel uit van SCO Lucas, een groot schoolbestuur in de Haagse regio. Wat vinden andere scholen van het vraaggericht werken? Pinkse: ‘ Voor een studiedag van SCO Lucas heb ik laatst een workshop georganiseerd over vraaggericht werken en de koppeling met adaptief onderwijs. Want wil je echt werken aan adaptief onderwijs, dan is vraaggericht werken eigenlijk noodzakelijk. Maar het is in mijn ogen ook een vorm die voor elke school geschikt is, of je nu meer of minder adaptief bent. Het is een prima manier om echt iets van je onderwijs te maken. Van Bentem: ‘Het is ook voor elk type kind geschikt. Meer of minder begaafd, meer of minder verlegen. Pinkse: ‘Vraaggericht werken is de grondverf, de onderlaag waarop je verder de school invult. Dat besef zou eigenlijk ook op de Pabo’s moeten gelden. Elke student die hier stage komt lopen, moet ik eerst trainen om naar kinderen te luisteren. Een Pabo-student die binnenkomt met de houding van ‘een kind heeft mij wat te vertellen’, dáár heb je echt wat aan.