Interviewers over het effect van de training: ‘Het taboe zit gewoon bij ons.’

Kunnen jonge kinderen in vraaggesprekken hun mening en beleving verwoorden? Geven ze dan voldoende informatie over hun thuissituatie en hun welbevinden op school? En is die informatie zodanig dat in een vroegtijdig stadium signalen van probleemsituaties kunnen worden opgepikt? Deze en andere vragen zijn gesteld in het proefproject waarbij onderzocht is welke rol leerkrachten (kunnen) spelen in het luisteren naar kinderen en hoe daarbij samengewerkt kan worden met hulpverleners. Ook is bekeken of kinderen in staat zijn om de kwaliteit van het onderwijsaanbod vanuit hun perspectief te beoordelen.

Anders leren luisteren

Er is een training ontwikkeld om op een andere manier te luisteren naar kinderen dan gebruikelijk. Een van de deelnemers: ‘Het moeilijkst is je te verplaatsen in het kind en je eigen referentiekader achterwege te laten. Na een interview realiseer je je pas hoe sterk je eigen agenda is. Als het kind iets noemt dat daarbuiten valt, hoor je het niet eens.’ ‘Het is moeilijk te luisteren naar zaken die het kind bezighouden, maar waar je zelf niets aan kunt doen.’ Uit de eigen analyse van hun interviews concludeerden ze tot hun verrassing hoe vaak ze op feiten doorvragen en hoe weinig op ge­­­voel en beleving. Verwijzingen naar problemen thuis, slaan en geslagen worden, pesten, onduidelijke verhalen over geweld en seksualiteit; er wordt niet of nauwelijks doorge­vraagd, maar een ander onderwerp aangesneden. ‘Je ­schrikt als het kind iets noemt waar je niets mee kan,’ verklaart een deelnemer. ‘Als het een vraag heeft waar je geen aanbod op hebt. En je eerste reactie is om dan ook maar niet door te vragen.’ ‘Kinderen hebben helemaal geen last van impertinente vragen waar je zelf verlegen mee bent. Het taboe zit gewoon bij ons.’ Het belang van doorvragen wordt wel erkend: ‘Als een kind zich alleen maar kan uiten, dat is al eerste hulp.’

Houding en gesprekstechnieken

Deelname leidt tot een houdingsverandering en tot integratie van luistertechnieken in het dagelijkse werk. ‘Je staat meer open voor wat kinderen zeggen. Ik merk dat ik vraaggesprekjes voer die een paar minuten duren, na school of bij het veters strikken.’ ‘Je bekijkt de kinderen met andere ogen, je bent geneigd ze eerder serieus te nemen. Grappig genoeg merk ik nu dat ik soms ook eerder in vertrouwen word genomen.’ ‘De dag na de training ben ik mijn kringgesprekken al anders gaan houden.’ ‘Ik heb altijd wel een paar kinderen die na de les staan te dralen of klusjes voor me doen. Daar loop ik altijd mee te dollen. Nooit in me opgekomen dat ik eens een vraaggesprek met ze zou kunnen voeren of dat ze een serieus gesprek zouden kunnen willen.’

‘De training is deels een opfriscursus, want je weet natuurlijk al lang hoe belangrijk open vragen zijn. Maar je maakt nu bewuster gebruik van de verschillende vraagtechnieken.’ ‘In mijn hulpgesprekken is het soms nodig om een suggestieve of provocerende vraag te stellen, maar ik kan er nu meer mee spelen en ik merk waar ik mee bezig ben.’ Een van de deelnemers, een ervaren Gordon-trainer die met de nodige reserves begon: ‘Dit is heel anders dan Gordon en dat had ik niet verwacht. Waar Gordon ophoudt, begint vraaggericht werken. Niet interpreteren, vertalen en teruggeven wat je hoort, maar actief aan de slag moeten met het referentiekader van het kind en daarop doorvagen.’

‘De training is een eye opener als je al zo’n 15 jaar gewend bent om solistisch te werken. Plotseling krijg je weer eens feedback op je eigen functioneren, daarom is ook het terugzien van je video’s zo bijzonder.’ ‘Leren interviewen maakt dat je heel anders naar je gewone manier van praten met kinderen gaat kijken,’ vertelt een deelnemer. ‘De woordelijk uitgetypte teksten drukken je met je neus op de feiten. Nooit gedacht dat ik zo suggestief zou zijn in mijn vraagstelling, maar ongemerkt sluipt het er toch in.’ ‘Ik ben veel directer geworden. En ik vraag meer door. Voordat ik met de training begon vond ik het prima als een gesprek met een leerling stokte. Nu vraag ik meer door.’ ‘Ik merk dat ik nu veel meer geloof in een kind heb, verwachtingen heb. Ze kunnen veel meer dan je denkt. En het lukt me in de klas nu ook om veel opener vragen te stellen.’

Literatuuronderzoek

Ter voorbereiding van de training is een literatuuronderzoek gehouden met de vraag of kinderen niet te jong zijn om hun mening en beleving te verwoorden. Kunnen kinderen zich verbaal wel voldoende uiten, doen ze dat genuanceerd genoeg, komt er wel informatie uit die beleidsrelevant is, spreken ze wel de waarheid, kunnen ze alternatieven overzien, en nemen fantasie en magie niet teveel de overhand? In de syllabus ‘Gespreksvoering met kinderen van 4 tot 13 jaar’ legt Martine Delfos alle vooroordelen en vooronderstellingen naast wat bekend is over de ontwikkelingspsychologie van kinderen. Er is overigens opvallend weinig onderzoek gedaan naar gespreksvoering met jonge kinderen. Ze concludeert: ‘De vraag is niet of kinderen een mening hebben of over informatie beschikken, maar hoe we met kinderen kunnen spreken om die mening te weten te komen.’